Op 14 december 2023 verscheen het rapport ‘Vertrekredenen leraren en docenten in het po, vo en mbo’, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van OCW. Voor dit landelijke onderzoek zijn leraren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs bevraagd, die recent hebben gekozen voor ofwel een onderwijsfunctie binnen een andere instelling, ofwel het onderwijs hebben verlaten. In totaal zijn 184 leraren geïnterviewd en hebben 129 leraren schriftelijk een toelichting gegeven op hun vertrekredenen. Op basis van de uitvraag konden in totaal tien hoofdmotieven voor vertrek worden onderscheiden. Daarbij moet worden benadrukt dat dit onderzoek enkel de ervaringen weerspiegelt van leraren die onlangs hun onderwijsinstelling hebben verlaten en daarmee niet per definitie representatief is voor ervaringen van zittende leraren.
- Werkdruk, stress, belasting van het beroep (47%)
- Gebrek aan persoonlijke uitdaging en professionele ontwikkeling (41%)
- Onvrede over de leiding/het management en/of het schoolbestuur (37%)
- Gebrek aan begeleiding en aan samenwerking in het team/teamsfeer (27%)
- Onvrede over de onderwijskundige visie, gebrek aan autonomie (25%)
- Onvrede over (toepassing van) de arbeidsvoorwaarden/salaris (22%)
- Frustraties over eigen impact als leraar (22%)
- Werk en privé niet kunnen combineren, gebrek aan flexibiliteit (14%)
- Autonome factoren (12%)
- Contract/Ontslag (9%)
Voornaamste drie vertrekmotieven
In de toelichting van het belangrijkste vertrekmotief – werkdruk, stress, belasting van het beroep – wordt gewezen op de werkdruk in reguliere werktijd, onder andere als gevolg van hoge administratie- en verantwoordingslasten. Respondenten wijzen daarnaast op de werkdruk die is ontstaan als gevolg van veelvuldig overwerk. Een tweede belangrijk cluster van motieven betreft de onvrede over de eigen professionele rol en mogelijkheden voor verdere ontwikkeling. Respondenten binnen dit cluster geven aan dat zij te weinig ruimte en tijd hebben ervaren voor onderwijsontwikkeling, innovatie en verdieping. Een deel van deze respondenten voelde zich als leraar te weinig uitgedaagd en ervoer een weinig inspirerende routinematigheid in het onderwijs. Daarnaast geeft ruim een derde van de respondenten aan te zijn vertrokken vanwege een negatieve werkrelatie met de leidinggevende, het management en/of het bestuur. Deze groep ervoer in de betreffende aanstelling weinig ondersteuning vanuit de organisatie, zowel op professioneel als persoonlijk vlak. Zie voor een uitgebreide toelichting op de tien belangrijkste vertrekmotieven het originele rapport.
Verbeterpunten voor eventuele terugkeer naar het onderwijs
De respondenten die het onderwijs hebben verlaten is gevraagd onder welke voorwaarden zij een terugkeer naar het onderwijs zouden overwegen. Het rapport concludeert:
- dat werkdrukverlaging de belangrijkste reden zou zijn om terug te keren als leraar;
- een hybride aanstelling de voorkeur heeft;
- een beter salaris een reden zou zijn om weer in het onderwijs te gaan werken.
Bij de voorkeur voor een hybride aanstelling merken respondenten op dat zij niet meer voltijds les zouden willen geven. Ze zien ofwel graag een mogelijkheid om het lesgeven te combineren met andere taken binnen de school, ofwel de mogelijkheid om het lesgeven te combineren met een baan buiten het onderwijs.